Berend Voslamber en de ode aan ‘zijn’ grauwe ganzen
“Er wordt zoveel onzin over grauwe ganzen verteld”
Als er een soort de afgelopen jaren vaak het nieuws haalde, dan is dat de grauwe gans wel. Ooit bewonderd als natuurlijke beheerder van moerasgebieden, waar de vogel ervoor zorgde dat deze niet zouden dichtgroeien. Die dagen lijken voorbij, maar er zijn ook mensen met een grote fascinatie voor de soort. Zoals dé ganzenonderzoeker van ons land: Berend Voslamber. Hij schreef het prachtige boek ‘Mijn grauwe ganzen’.
Interview door Nettie Dekker
U heeft 20 jaar lang elke week – dat is 948 weken – grauwe ganzen geteld in uw onderzoeksgebied de Ooijpolder. Hoeveel notitieblokjes heeft u in die jaren volgeschreven? En hoeveel ganzen zijn er in de loop van uw carrière letterlijk door uw handen gegaan?
“Die 948 weken was alleen in de Ooijpolder. Daarvoor telde ik al ganzen in Oost-Groningen bij de Dollard. Hoeveel boekjes het zijn, weet ik niet precies: heel veel in ieder geval! In al die jaren heb ik vele duizenden ganzen vast gehad. Soms meer dan duizend in een jaar. Dan leer je al snel dat geen gans hetzelfde is. Er zijn veel verschillen in uiterlijk, maar ook qua gedrag. Er zijn ganzen die je op hun rug kan leggen en die dan rustig blijven liggen. Nadat we alle metingen hadden uitgevoerd, liepen ze rustig weg. Maar er waren ook vogels die continu probeerden weg te komen. Zij lieten littekens op mijn armen achter.”
‘Je moet, als het ware, je beest worden’ zei zwartespechtenkenner Willem van Manen ooit. Ben u na 40 jaar onderzoek een beetje grauwe gans geworden?
“Ik denk dat het misschien andersom is, dat een soort al op je lijkt… Ik was me als kind al bewust van vogels om me heen. Grauwe ganzen fascineerden mij toen al. Een van de redenen is dat je ze zo goed kan bekijken omdat ze vaak in open gebieden zitten. Hier – ik woon nu in Griekenland – broeden grielen, steltlopers die op wulpen lijken. Het had zomaar gekund dat ik grielen had bestudeerd als ik die soort eerder in mijn leven had ontdekt.”
U citeert in uw boek Helga Mamblona-Fischer: ‘Geese are only people after all’. In welk opzicht lijken ze op ons?
“Vaak is een ganzenkoppel elkaar een leven lang trouw. Ik heb ganzen gezien die alleen achterbleven na de dood van een partner, die na een paar dagen of weken ook overleden. Een stel dat zo lang bij elkaar is, kan niet zonder elkaar. Dat zie je ook bij mensen. Maar ik heb ook gezien dat een vrouwtje haar eieren had uitgebroed en met haar kuikens alleen kwam te staan omdat haar mannetje was geschoten. Snel daarna liep ze rond met een geringd mannetje dat de vaderrol op zich had genomen.”
Ganzen hebben ook wel wat weg van boeren schrijft u: “Wat de boer niet kent dat vreet hij niet”
“In de Ooijpolder leven ganzen en ganzenfamilies die op natuurlijke graslanden opgroeiden. Zij eten verschillende soorten voedsel. Er zijn ook kuikens die alleen op Engels raaigras groot werden, die zie je later in hun leven nooit op natuurgraslanden. Zij hebben geleerd alleen gras te eten en eten dus – net als mensen – alleen dat wat ze in hun jeugd geleerd hebben te eten.”
Zijn er na 40 jaar onderzoek nog dingen die u niet weet over de soort?
“Tegenwoordig zijn er zenders die goed en betaalbaar zijn. Als daar ook een cameraatje in zit, kan je niet alleen zien waar ze zijn. Je kan op elk moment van de dag ook zien wat ze doen. Ik heb alleen gewerkt met in het veld afleesbare halsbanden waarmee je in de Ooijpolder – een gebied dat goed te overzien is – veel waarnemingen kon verzamelen van de individuele vogels. In minder overzichtelijke gebieden zijn die zenders een uitkomst.”
U schrijft: ‘Als je mij halverwege de jaren 80 had verteld dat grauwe ganzen ooit zo algemeen zouden worden, dan had ik je voor gek verklaard.’ Welke factoren zorgden ervoor dat die schuwe moerasvogel, die nog niet zo heel lang geleden op de rode lijst stond, zich ontpopte tot zo’n succesvolle soort?
“In de jaren 80 speelde het stikstofprobleem ook al. Door de overvloed aan stikstof werden planten veel eiwitrijker. Dat is goed voor het vee, maar grasetende wilde dieren hebben daar ook van meegeprofiteerd. De winteroverleving van overwinterende ganzen en de kuikenoverleving konden daardoor toenemen. Waar ik woon – bij het Prespameer – zie je een meer natuurlijke situatie. Alleen in heel natte jaren worden hier veel ganzenjongen groot. In Nederland is er altijd volop eiwitrijk gras. Overal. In de uiterwaarden is er de afgelopen decennia minder gras en vindt geen bemesting meer plaats, dus minder eiwitrijk voedsel. Je ziet in de Ooijpolder al dat de ganzenpopulatie afneemt. In de stad overleven kuikens wel in groter aantal. Hier zijn veilige broedplaatsen en grasveldjes die continu gemaaid worden. Dat maakt gras heel voedzaam.”
Inmiddels is de grauwe gans ‘politiek’ gemaakt, niet in de laatste plaats door de opkomst van de BBB. Hoe leest u de claims die steeds herhaald worden? Bijvoorbeeld dat koeien niet meer willen grazen op grasland waar ganzen foerageren?
“Dat koeien niet willen grazen op een weiland waar grauwe ganzen zitten, is lariekoek. Ook in korter gras zitten nog veel voedingsstoffen. Wolf Teunissen heeft ooit de begrazing van winterganzen op wintertarwe onderzocht. Zonder begrazing groeit er uit een plant één grote aar. Ganzen eten alleen de groene delen. De plant groeit na die begrazing gewoon door en gaat meerdere kleinere aren vormen die samen per saldo een grotere opbrengst geven, dus begrazing levert de boer meer op!”
Dit zei iemand van de jagersvereniging laatst: Grauwe ganzenkoppels leggen wel 5 tot 9 eieren per nest, en dat elk jaar weer…
“Grote onzin! In werkelijkheid broedt maar een fractie van de grauwe ganzen elk jaar. En dan is nog niet eens elk broedsel succesvol. Ganzenparen broeden vaak maar 1 of 2 keer gedurende hun leven; verreweg de meeste ganzen broeden helemaal nooit. Misschien dat mensen dat zijn gaan denken omdat je door adoptie soms grote aantallen jongen ziet bij één ouderpaar. Zie je wel: die heeft ook alweer twintig jongen. Niemand die eens kritisch kijkt hoe het nu werkelijk zit. Dat is een voortdurende frustratie geweest. We hebben eens een groot onderzoek opgesteld naar hoe je de jongen productie rond Schiphol naar beneden zou kunnen brengen. Met de adviezen deden ze niets. In plaats daarvan werd er gezegd: we gaan kijken waar ze vandaan komen en dan gaan we ze daar ‘opruimen’. Hoe dan? In Scandinavië? Er heerst grote onwil als het over grauwe ganzen gaat. En ondertussen verdienen boeren er goed aan… Ik hoop dat er een keer een onderzoeksjournalist komt die in die schadeproblematiek wil (en durft te) duiken. Wie is bijvoorbeeld die taxateur die schade komt opnemen bij een boer?”
De politiek blijft inzetten op het doden van ganzen. U stelt dat ganzen een enorm lerend vermogen hebben: ‘Domme ganzen redden het niet’. Kan je dan stellen dat juist jagers dieren slimmer maken?
“Ik heb wel eens gedacht dat de jagers de domme ganzen eruit geschoten hebben. Zo ontstaat een onnatuurlijke selectie op slimme vogels. Dat blijkt ook uit ervaringen van ganzenflappers [ganzen vangen met behulp van levende lokganzen]. Zij zeggen dat grauwe ganzen bijna niet te vangen zijn. En als ze een keer een grauwe gans vangen, is dat bijna altijd een vogel die van ‘buiten’ komt. Het zijn alleen ganzen die het gebied niet kennen die erin trappen.”
Wat zegt het over onze soort dat wij wel miljoenen willen steken in het bestrijden van een soort, maar niet in onderzoek naar hoe we kunnen samenleven met ganzen?
“Het begon met de foerageer- en rustgebieden. Daar werd eindeloos over overlegd. Wat dat allemaal niet gekost heeft! Populaties blijven niet groeien. Ik heb 15 jaar geleden al eens gezegd dat wij het gewoon gaan meemaken dat de grauwe gans weer op de rode lijst belandt. We zien nu al langs de rivieren, maar ook in oost-Groningen dat het aantal daalt. Gerard Müskens volgt al vele jaren haviken in het Reichswald. Toen hij begon ging het heel slecht met de soort. Tien jaar geleden waren er zoveel dat ze geen bescherming meer nodig hadden. Nu zijn er weer veel minder. In de natuur zie je altijd fluctuatie.”
Tijdens het lezen van uw boek dacht ik regelmatig aan het boek van Frans de Waal ‘Zijn wij slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?’
“Ik studeerde in dezelfde tijd als Frans de Waal. Toen was de gedachte dat al het gedrag van dieren is toegespitst op het krijgen van jongen. Maar ga je dieren intensief bekijken, dan zie je dat dieren ook dingen doen omdat ze dat leuk vinden. Bijvoorbeeld als ik een groep ganzen aan het bekijken was die gemoedelijk aan het eten waren. Stuitert er opeens een mannetje door zo’n groep heen om aan de andere kant een mannetje weg te jagen. Waarom doet hij dat? Als je ganzen lang bestudeert, weet je dat ze veel meer geluiden maken dan dat wij kunnen horen. De meeste grauwe ganzen blijven hun hele leven binnen een straal van tientallen kilometers van hun broedplek. In dat gebied kennen ze elk akkertje. Ze hebben een geweldig geheugen. Ganzen kunnen wel 25 jaar oud worden. In die tijd doen ze veel kennis op, die ze overdragen aan hun jongen. Zo’n groep weet met elkaar enorm veel.”
‘Mensen beschermen alleen waar ze van houden en ze houden alleen van dat wat ze kennen’ is een uitspraak van Jacques Yves Cousteau. Hoe gaan we in Nederland (weer) van grauwe ganzen houden?
“Onderzoeken draaien bijna altijd om de vraag: hoe krijgen we er minder van? Er wordt zoveel onzin over grauwe ganzen verteld! Mijn doel was om grauwe ganzen vanuit een andere hoek te laten zien. Ik heb mijn boek vooral geschreven voor mensen die natuur leuk vinden en al ontzettend veel positieve reacties ontvangen. Het blijkt dat veel mensen de grauwe gans beter willen leren kennen.”
Mijn grauwe ganzen – Berend Voslamber – Noordboek Natuur – 2023
24 november 2024