Eva Meijer over onze omgang met wilde dieren: “Anders met dieren samenleven heeft politieke verandering nodig”
Jaarlijks terugkerende ganzenvergassingen, meer dan 1700 kerngezonde edelherten afgeschoten in de Oostvaardersplassen… Er is in ons land geen natuurgebied meer te vinden waar in het wild levende dieren niet ‘beheerd’ worden. Waarom vinden we het in Nederland zo moeilijk om dieren te beschermen of gewoon met ze samen te leven, maar volkomen normaal om ze te bejagen? Hoe verklaart politiek filosoof Eva Meijer deze vijandige houding naar in het wild levende dieren? En zijn er andere manieren te bedenken om met wilde dieren samen te leven zonder voortdurend naar het geweer te grijpen?
Interview: Nettie Dekker
Je schreef ooit een artikel in Trouw met de titel ‘Ganzen vergassen is massamoord’. De Raad van State heeft pas een uitspraak gedaan die de massale vergassing van ganzen toelaat. Wat doet zo’n beslissing met jou?
“Het is natuurlijk verschrikkelijk, maar ik probeer me niet lam te laten slaan en het gevoel van machteloosheid juist om te zetten in actie. Actie betekent in mijn geval vooral dat ik over dieren schrijf en ze in de filosofie op de kaart zet. Ook is het belangrijk om tegenacties te steunen. Animal Rights opende een meldpunt en we zien vaker jachtsabotageacties.”
Waarom kiezen overheden er zo vaak voor om wilde dieren te doden?
“Wij willen elk risico, hoe klein ook, uitbannen. Ganzen vormen bijvoorbeeld maar een klein risico voor de luchtvaart, toch worden ze als groot gevaar gepresenteerd. En het is natuurlijk een schijnzekerheid, want we kunnen helemaal niets garanderen. Dat we ganzen zo makkelijk doden volgt uit het idee dat we mensen meer waard vinden dan andere dieren. Daarbij is Nederland heel erg klein. Dat geeft Nederlanders de illusie dat ze de natuur kunnen beheersen. Dat we alles in toom kunnen houden en problemen in het samenleven – die we vaak overlast noemen, hoewel de ganzen dat niet met ons eens zouden zijn – kunnen uitbannen.”
Op de Veluwe is vorig jaar 90% van de populatie wilde zwijnen afgeschoten. Als je daar over nadenkt gaan je haren recht overeind staan
Waarom moeten we in Nederland in het wild levende dieren altijd maar ‘beheren’?
“Op de Veluwe is vorig jaar 90% van de populatie wilde zwijnen afgeschoten. Als je daar over nadenkt gaan je haren recht overeind staan. Maar in Nederland wordt dat geaccepteerd. Dat heeft te maken met de jagerslobby, maar ook met dat bij veel zaken die over dieren gaan, economische belangen een rol spelen. Of dat nu gaat om het bedrijf dat ganzen vergast of andere bedrijven die er iets aan verdienen, die economische macht gaat eigenlijk altijd boven de dierenbelangen. Het gaat ook over retoriek. Zodra je het woord ‘overlast’ gebruikt, denken heel veel mensen, o ja, overlast… o ja, er zijn ook veel zwijnen of ganzen. Door dat maar te herhalen: overlast-schade, overlast-schade, wordt dat de normale manier om over die dieren te praten.”
Hoe komt het dat er zo weinig ophef lijkt te zijn over de intensieve jacht in Nederland?
“Veel mensen denken dat jacht vooral beheer is, terwijl niet jagen over het algemeen hetzelfde effect heeft – met soms betere en soms slechtere jaren voor groepen dieren. Het gaat ook voorbij aan het feit dat jacht veel leed voor de dieren veroorzaakt. Omdat ze gewond raken, omdat hun sociale verbanden stukgemaakt worden – stel je voor dat 90% van je soortgenoten in een jaar gedood wordt. Het heeft ook te maken met de politiek: dominante partijen zoals het CDA de VVD staan sympathiek tegenover de jacht. Hier zien we weer dat onderliggende idee over dat dieren weinig waard zijn en mensenbelangen meer tellen. Je zag dat bijvoorbeeld ook heel duidelijk in de discussie over de Oostvaardersplassen. Dat liep uit op een soort handjeklap tussen allerlei mensenbelangen – zoals het zielig vinden voor de dieren of de natuur zijn gang willen laten gaan –, maar aan de echte dierenbelangen werd voorbij gegaan: de herten worden geschoten.”
In Nederland bemoeien we ons voortdurend met de levens van dieren die ons helemaal niet nodig hebben. Waar komt die houding vandaan?
“Ik was laatst in Canada en daar hebben mensen een totaal andere houding ten opzichte van de natuur en de wildernis. Ze hebben meer begrip voor het feit dat wij deel uitmaken van die natuur waar wilde dieren hun eigen leven in leiden. Daar hebben ze respect voor. In Canada is er bijvoorbeeld in sommige steden een probleem met coyotes. Ook daar hoor je wel eens iemand die zegt ‘Laten we ze allemaal maar afschieten’, maar voor de meeste mensen is samenleven het uitgangspunt. Die discussie is genuanceerder dan in Nederland, waar provinciebestuurders onmiddellijk besluiten om maar af te schieten. Nog afgezien van de vraag of afschieten effectief is, is dat moreel natuurlijk een super problematische oplossing. Het heeft er wellicht ook mee te maken dat wij geen echte wildernis kennen, en aan ons klimaat. In Canada wordt het écht koud. Daardoor weten mensen dat ze nietig zijn, niet alles kunnen beheersen.”
Maar er is vooral een mentaliteitsverandering nodig, een cultuuromslag
Is een andere relatie met dieren mogelijk en hoe ziet die er dan uit?
“Als we meer zouden nadenken in termen van verantwoordelijkheid en zorg is dat goed voor mens én dier. Om dat goed te kunnen doen, moeten wij ons meer in dieren gaan verdiepen. Wat hebben zij nodig? Hoe zien hun sociale relaties eruit? Wat kunnen we van ze leren? Dieren zijn de moeite waard om het over te hebben. Die discussie moeten we voeren op verschillende manieren, in de wetenschap, maar ook in de politiek en op een cultureel niveau.”
Wat moet er veranderen willen we andere relaties met dieren aangaan?
“Als we met een andere blik gaan kijken, dieren gaan accepteren en onze relaties met hen veranderen, gaan we ook anders naar de wereld kijken. We kunnen dieren vaker assisteren, zoals bijvoorbeeld bij de paddentrek. Andere praktische oplossingen zijn het aan elkaar knopen van natuurgebieden, meer ecoducten aanleggen. Maar er is vooral een mentaliteitsverandering nodig, een cultuuromslag.
Ken je landen waar mensen wel harmonieus samenleven met wilde dieren?
“In Leiden is er een tijdje geleden iemand gepromoveerd op onderzoek naar relaties tussen tijgers en mensen in een kleine provincie in India. Hij toonde aan dat tijgers en mensen zich echt op elkaar ingesteld hadden. Af en toe werd er een tijger gedood en af en toe werd er een mensenkind gedood. Dat hoort er gewoon bij – het is erg, maar het is deel van het leven. In zo’n gemeenschap zie je een soort tolerantie naar andere dieren toe die wij in Nederland niet zo kennen. Dat is overigens geen harmonie, want er zijn conflicten, maar begrip dat conflicten bij het samenleven horen, en dat de mens geen alleenheerser is.”
Heeft dat gebrek aan tolerantie er ook mee te maken dat overheden zich vooral laten adviseren door jagers en niet door onderzoekers?
“Dat weet ik niet, maar in het denken over anders samenleven met dieren kunnen wetenschappers zeker een rol spelen. Ecologen, maar ook naar mensen naar kennis hebben over het gedrag van bepaalde diersoorten en hun sociale verhoudingen, en mensen uit de geesteswetenschappen die nadenken over ethische en politieke aspecten. Het is belangrijk is om je te realiseren dat er altijd in elke samenleving sprake is van een ideologie. Dus een bepaald waardesysteem dat zichzelf als neutraal presenteert, terwijl het niet neutraal is. Een waardesysteem dat gekleurd is door bepaalde ideeën over hoe dingen in elkaar zitten. Een systeem waarin je dieren zomaar kunt doodschieten is niet neutraal.”
Een systeem waarin je dieren zomaar kunt doodschieten is niet neutraal
Jij bent filosoof, zijn er andere disciplines in de wetenschap die een bijdrage kunnen leveren aan het ontwikkelen van nieuwe relaties met dieren?
“We zien in dieronderzoek dat er steeds meer aandacht is voor sociale relaties van dieren, en hun culturen. In het publieke debat en in regelgeving over wilde dieren staan momenteel vooral soort en populatie centraal. Maar net als mensen zijn andere dieren ook individuen met een leven dat voor hen het belangrijkst is, en hebben ze sociale levens. Zodra je gaat begrijpen dat dieren ook individuen zijn, ga je anders naar ze kijken.”
Leveren nieuwe relaties met dieren ook voordelen op voor mensen?
“De opwarming van de aarde, verlies van biodiversiteit en andere grote problemen van deze tijd vragen erom dat we ons als mens opnieuw uitvinden. Niet langer boven de andere soorten, maar als dier tussen de dieren. Hierin kunnen we van de andere dieren leren, bijvoorbeeld wanneer het gaat over duurzaam omgaan met je habitat. Andere dieren gooien geen plastic op de grond, en ze nemen normaal gesproken ook niet meer dan ze nodig hebben. Hoe samenleven met dieren er precies uitziet weten we nog niet, want dat zal ook van die dieren afhangen. Wij moeten die uitkomst ook niet compleet willen bedenken, want dan zien we onszelf weer als de machtige partij. Het zal heel veel zoeken zijn, en uitproberen. Anders met dieren samenleven heeft politieke verandering nodig, in de vorm van dierenrechten, maar ook kun je nu al zelf relaties met de dieren om je heen anders vorm te geven. Ze niet opeten is altijd een goed begin, je kunt huisdieren meer keuzevrijheid geven, of je inzetten voor de wilde dieren die bij jou in de buurt wonen.”
Tot slot terug naar de ganzen: hoe kunnen we in Nederland anders met ze omgaan?
“Het is ten eerste belangrijk je eigen houding ter discussie te stellen: hebben wij wel automatisch recht op het land, of moeten we leren hun aanwezigheid te accepteren en samen te leven? Ten tweede kunnen we van ganzenonderzoekers leren over ganzengedrag, en zo door middel van communicatie – zoals ook al gebeurt met bijvoorbeeld robotvogels of ingrepen in het landschap – conflicten anders te benaderen. Dit zal niet direct tot harmonie leiden, maar samenleven gaat nooit direct vanzelf. Dat weten we in het geval van mensen al. Nu moeten we het met de dieren samen gaan leren.”
22 juli 2019