Hoe willen we ons verhouden tot wilde dieren?

Hoe willen we ons verhouden tot wilde dieren?

Jeroen Pouwels in gesprek met Martin Drenthen

Martin Drenthen is universitair hoofddocent filosofie aan het Institute for Science in Society aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Dat de wolf teruggekeerd is in Nederland is voor hem de kers op de taart, omdat Martin zich bezighoudt met de (ethische) vraag hoe wij kunnen samenleven met wilde dieren. Hij is ook co-auteur van het boek ‘De wolf terug. Eng of enerverend?’. Eind 2021 wisten wij hem te strikken voor een boswandeling in de buurt van Nijmegen om hem te vragen naar zijn visie op de rol van wetenschap in het wildbeheer van Nederland.

We hebben afgesproken op een parkeerplaats in de buurt van Dekkerswald. De ochtend is wat druilerig en de wind guur, maar daar laten wij ons niet door weerhouden. Een Volvo rijdt het parkeerterrein op en een opgewekte Martin stapt uit. Na ons aan elkaar voorgesteld te hebben geeft Martin aan welke route we gaan wandelen.

Ik vertel dat wij vanuit Fauna4Life streven naar een situatie waarin menselijk ingrijpen in het leven van het wild tot een minimum wordt beperkt. En als er al beheer nodig zou zijn, dan moet dit op zowel een ethische als op een wetenschappelijke basis uitgevoerd worden. Al snel komt ons gesprek uit bij het onderwerp wolven en het Kroondomein. Martin kan zich ook wel vinden in de mensen die zeggen dat het goed is dat het Kroondomein wordt afgesloten, want dan krijgt het wild tenminste rust. Helaas wordt er dan wel gejaagd. Het ingewikkelde van de jachtdiscussie is dat het bij bijna iedereen in die discussie om iets anders lijkt te gaan dan waar het over gaat, namelijk het wild zelf. Bij de jagers en de wolven is dat heel duidelijk. Martin: “Vroeger legitimeerden jagers de jacht met het argument dat er geen roofdieren waren. Nu er wolven zijn begint iedereen ongemakkelijk te schuiven. Een vooruitgang in deze discussie is het expliciet benoemen van benuttingsjacht – ‘wild als het ultieme scharrelvlees’. De vraag is alleen: is dat een goede manier om met de natuur om te gaan? Daar kun je het over hebben, maar dan krijg je een heel ander gesprek wanneer je het gaat hebben over populatiebeheer.”

Een Vlaamse gaai leidt ons even af. Het ‘Vlaamse’ mag eigenlijk niet meer, maar we bedenken dat we deze toevoeging, die staat voor de vlammende bonte kleuren, eigenlijk mooier vinden. Martin vervolgt met een recent krantenartikel waarin een vrouwelijke jager had gezegd dat de wolf de natuur niet beheert volgens de juiste beheerprincipes. Volgens Martin is zo’n ondoordachte uitspraak een goed voorbeeld van waarom het zo moeilijk is om hier een gesprek over te voeren: bijna alle partijen gaan uit van hun eigen gelijk, waarbij allerlei vooronderstellingen onbesproken blijven. Vervolgens wil het toeval dat we een jachthut zien staan. Dit grijp ik als reden aan om te zeggen dat er geen wetenschappelijk bewijs is voor het effect van wildbeheer.

Ecologische draagkracht

Martin: “Het idee dat beheer ervoor moet zorgen dat het aantal dieren de ‘draagkracht’ van een gebied niet te boven gaat, stamt uit de bosbouw. De omvang van een populatie wordt door verschillende factoren gereguleerd. Denk aan concurrentie, ziektes en voedselaanbod. Uit biologisch oogpunt zijn er per definitie nooit ‘te veel’ dieren in een gebied. Toch wordt de term ‘ecologische draagkracht’ voortdurend aangehaald. Het is echter geen biologisch begrip. In de bosbouw ging het erom dat je niet te veel wild wilde hebben, want dan zouden de reeën van de bomen knabbelen waardoor deze bomen niet meer voor productie geschikt waren. De term ‘ecologische draagkracht’ wordt als een soort neutraal objectief gegeven gepresenteerd, iets waar je het niet over hoeft te hebben, terwijl het in werkelijkheid een eufemisme is om het ethische gesprek te omzeilen over de vraag van wie het bos is, en wie dat bepaalt.”

Uit biologisch oogpunt zijn er per definitie nooit ‘te veel’ dieren in een gebied

Martin vervolgt: “Daar komt bij dat wildbeheer vaak het tegenovergestelde effect heeft van wat ermee wordt beoogd, bijvoorbeeld doordat wilde dieren onder invloed van de jacht meer nakomelingen produceren. Toch kunnen we ook niet zeker weten of natuurlijke processen wel voldoende kunnen werken in ons zwaar versnipperde landschap. Zullen de zelfregulerende effecten hier inderdaad in staat zijn om de populaties te reguleren? En zijn we ook bereid de gevolgen op het landschap voor onze rekening te nemen? We ontkomen dan niet aan de vraag welk Nederland we eigenlijk willen. Vinden we dat we uit onze bossen ook hout moeten kunnen oogsten? Of we willen we vooral dat ze er mooi uitzien? Willen we er fietspaden doorheen aanleggen? Enzovoort, enzovoort. De natuur kan zichzelf inderdaad reguleren, maar accepteren we de effecten die eruit voort komen?” In zijn boek ‘Hek’ laat Martin zien dat deze acceptatie niet voor iedereen vanzelfsprekend is en dat dit de discussie ingewikkeld maakt. ”Iedereen spreekt voor zijn eigen ideeën, maar het uitgangspunt van die ander heeft ook een zekere legitimiteit.”

Martin: “We kunnen ervoor kiezen om de natuur haar eigen gang te laten gaan, maar dan moet je ook de dilemma’s willen zien. Die blijken alleen moeilijk bespreekbaar te zijn. Een redelijk gesprek over de jacht komt maar moeilijk van de grond. Jacht wordt door sommige jagers gelegitimeerd door het veronderstelde nut ervan, maar ook vinden veel jagers het leuk om te schieten, en daar worden ze vervolgens door tegenstanders van de jacht om veroordeeld. Veel jagers voelen zich daardoor niet vrij om in de openbaarheid de jacht te verdedigen, omdat de discussie snel polariseert. Tegelijkertijd lijken sommige jagers het soms ook wel prettig te vinden om in hun relatief gesloten wereldje onder vertrouwelingen hun eigen beslissingen te nemen over wildbeheer. De grote invloed van de jachtlobby op natuurbeleid heeft volgens mij voor een groot deel te maken met het gebrek aan open debat over natuurbeheer. Officieel zijn de cijfers en doelstellingen voor wildbeheer openbaar, maar in de praktijk worden veel beslissingen daarover in relatieve beslotenheid genomen.”

Wildbeheer is schietbeheer

Martin: “De vraag is trouwens ook of jagers altijd daadwerkelijk doen wat ze claimen te doen. Dat zie je nu met de campagne #daarjagenwijvoor. Deze campagne stelt dat de jacht bijdraagt aan de verkeersveiligheid. Maar het eenvoudig verminderen van het aantal wilde dieren is niet per se de meest effectieve manier om wildaanrijdingen te voorkomen. Als het je echt om de verkeersveiligheid gaat, dan kun je beter naast de weg gaan jagen. Zodoende blijven de dieren diep in het bos en vermijden ze de wegen, omdat ze zich daar niet langer veilig voelen. Maar jagen langs de weg is natuurlijk lang zo leuk niet als jagen midden in het bos. Degenen die zich als woordvoerder van de jacht opwerpen, beroepen zich op de verkeersveiligheid, maar in de praktijk houden lang niet alle jagers zich daarmee bezig.

Het eenvoudig verminderen van het aantal wilde dieren is niet per se de meest effectieve manier om wildaanrijdingen te voorkomen

De vraag is eigenlijk wat wildbeheer nu precies is. In de praktijk is het vaak gewoon schietbeheer. Terwijl andere vormen van beheer veel effectiever zouden kunnen zijn, bijvoorbeeld het klutsen van ganzeneieren. Het lijkt er soms op dat zo’n wildbeheereenheid die andere, effectievere oplossing niet ziet zitten, omdat ze dan niet meer kunnen jagen.”

Martin ziet plots een mooie heksenkring en besluit daar een foto van te maken. Vervolgens komt ons gesprek weer op het onderwerp jacht. Martin: “Beheerjacht zou door ecologisch geschoolde mensen gedaan moeten worden en alleen als er een heel goede ecologische reden voor is.” Als voorbeeld van hoe het niet moet, vertelt Martin over een boer die last had van ganzen en dat jagers vervolgens gingen jagen op een plek waar de ganzen geen schade veroorzaken, maar waar ze makkelijk te schieten zijn. Die ganzen gaan dan een veld verderop zitten en het probleem voor de boer is niet opgelost. Hij stelt: “Als je jagen ziet als een manier om het gedrag van dieren te beïnvloeden, zou je heel andere keuzes moeten maken.”

Martin wijst een prachtig restant van een eik aan die vol met tonderzwammen zit. We besluiten dat hier een mooie foto te maken is. Na de foto vertelt Martin dat het interessante van de wolf is hoe deze de luie legitimatie van de jacht op scherp zet. Martin: “Al de oude ideeën komen nu onder druk te staan, omdat de wolf laat zien dat er betere alternatieven zijn. Er zijn studies die erop wijzen dat wolven ervoor zorgen dat reeën zich dieper in het gebied terugtrekken, waardoor het aantal wildaanrijdingen afneemt. Die beïnvloeding van het gedrag zou je ook als jager kunnen nadoen. Als je tijdelijk op enkele plekken na de schemering langs de weg een dier schiet, dan verander je het gedrag en dan heb je daar geen wildaanrijdingen meer. Het gevolg is wel dat massaal schieten van grote aantallen wild waarschijnlijk niet meer nodig zal zijn. Als je voor zo’n nieuwe vorm van wildbeheer kiest, dan zullen we ons echt moeten verdiepen in de dieren en hun gedrag en in manieren waarop je dat gedrag kunt beïnvloeden. Wij moeten dan als het ware de dialoog aangaan met die wilde dieren.”

Er zijn studies die erop wijzen dat wolven ervoor zorgen dat reeën zich dieper in het gebied terugtrekken, waardoor het aantal wildaanrijdingen afneemt

Accepteren natuurlijke en ecologische processen

Martin: “Wildbeheer zou niet in de eerste plaats gericht moeten zijn op aantallen wild, maar op het proberen hun ongewenst gedrag te beïnvloeden om zo conflicten met de mens te voorkomen. Als je daarvoor kiest, neem je wilde dieren serieus als handelende organismen die het landschap met ons delen, daarbinnen keuzes maken en bij die keuzes ook reageren op wat wij doen.” Martin noemt dat in zijn boek intersoortelijke communicatie. Dit betekent dat ons gedrag er ook toedoet. Martin vervolgt: “We weten uit voorbeelden uit het buitenland dat er, als je je daar consequent op toelegt, op den duur een stabiele verstandhouding kan ontstaan in hoe dieren en mensen zich ten opzichte van elkaar gaan gedragen. De vraag is of wij als cultuur in staat zijn om die omslag te maken. Het antropocentrisme is op zijn retour, maar kunnen we ook handen en voeten geven aan die nieuwe houding tegenover de natuur?”

Martin: “Waar het in de discussie om zou moeten gaan is: hoe willen we ons verhouden tot wilde dieren? Het belang van de mens lijkt daarin nu nog steeds voorop te staan. Veel mensen gaan ervan uit dat het zaakje in de soep loopt als wij het wild niet zouden beheren. Voor een deel berust de opvatting dat wij nodig zijn om orde te scheppen, op een gebrek aan kennis over natuurlijke processen. Anderzijds klinkt het ook wel logisch dat wij Nederland zoals het nu is, hebben vormgegeven en dat we daar dan ook verantwoordelijk voor zijn. Keerzijde is dat je daarmee bij voorbaat de natuurlijke processen wantrouwt. Hiermee kom je weer op het punt in hoeverre wij bereid zijn de gevolgen van natuurlijke en ecologische processen te accepteren. Als wij deze processen hun gang laten gaan, zou het landschap er wel eens drastisch anders uit kunnen gaan zien. Hierdoor zouden bepaalde Natura 2000-soorten inderdaad onder druk kunnen komen te staan. Een cultuurvolger als de grutto zou het misschien moeilijk kunnen krijgen. Het gaat dus om de vraag of wij erop durven te vertrouwen dat de natuur voor zichzelf kan zorgen en of wij bereid zijn de gevolgen daarvan te accepteren.”

Het gaat om de vraag of wij erop durven te vertrouwen dat de natuur voor zichzelf kan zorgen en of wij bereid zijn de gevolgen daarvan te accepteren

Verantwoordelijkheid voor de natuur

Martin: “Hoe verantwoordelijk voor de natuur willen we zijn? Verantwoordelijkheid heeft verschillende vormen. Je kan verantwoordelijk zijn voor wat je doet, maar ook voor waar je vanaf wilt blijven, zodat je processen de kans kunt geven. Ingrijpen gebeurt vaak vanuit ongeduld en elk middel lijkt dan geoorloofd, waardoor je niet meer ziet dat het middel misschien wel erger is dan de kwaal. In de uitvoering blijken clubjes jagers vaak heel andere dingen te doen dan in de boekjes staan. Toen Niko Koffeman laatst opmerkte dat jagers en stropers alleen van elkaar verschillen door de vergunning die de een wel en de ander niet zou hebben, werd daar zeer verontwaardigd op gereageerd, onder ander door de jagersvereniging. Ik geloof best dat voor veel jagers het verschil tussen stropen en jagen essentieel is. Zij menen dat jagers zich laten leiden door een ethiek van weidelijkheid, terwijl stropers zich daar niets aan gelegen laten liggen. Maar door te stellen dat een jager per definitie nooit iets verkeerds zou doen, lijkt men ook de ogen te sluiten voor het feit dat er in elke groep ook mensen zitten die niet willen deugen. De jagersvereniging zou er volgens mij beter aan doen om degenen die zich misdragen ter verantwoording te roepen. In mijn boek Hek probeer ik te benadrukken dat er verschillende ethische perspectieven aan de orde zijn in onze relatie tot het landschap en de natuur. Als voorbeeld geef ik de boerenethiek, waarin sommige boeren in de kern ethisch gedreven zijn. Die boerenethiek maakt het mogelijk te zien wat de bijdrage is van boeren aan het ethische gesprek over een gepaste omgang met natuur en landschap. De ethiek van weidelijkheid zou ook zo moeten werken. Maar dan moet je ook oog hebben voor het verschil tussen het ideaal van weidelijke omgang met wild en de praktijk waarin dat ideaal niet altijd leidend is.”

In de verte zijn enkele bosarbeiders druk in de weer met het zagen van bomen, waardoor we gedwongen worden een iets andere route te lopen.

Ethisch dilemma en rewilding

Martin komt met een ethisch dilemma over de jacht dat hij interessant vond. “In een discussie onder tegenstanders van de jacht beweerde iemand dat jagers de frislingen schieten en niet de moederdieren, omdat ze dan het volgend jaar tenminste weer kunnen schieten. Maar in een discussie onder jagers zei de jager juist dat het asociaal zou zijn om moederdieren te schieten, want dan komen de kleintjes om van de honger. Dat is ook weidelijkheid, een ethische overweging. Uiteindelijk is het resultaat hetzelfde voor zover de natuurlijk populatieopbouw nog steeds wordt verstoord. Waar het mij om gaat is aan te geven dat er onder jagers ook wel degelijk ethische afwegingen worden gemaakt.”

Martin: “Uiteindelijk blijft het lastig om een gesprek tussen de verschillende partijen op gang te brengen. Je ziet dat in de oude discussie tussen klassieke natuurbeschermers en rewilders, die vaak diametraal tegenover elkaar staan. Als je beter kijkt, zie je dat een gesprek tussen beide benaderingen, waarin de verschillende partijen de ethische uitgangspunten van de ander respecteren, tot nieuwe inzichten kan leiden. Klassieke natuurbeschermers vinden vaak dat rewilders te onverschillig zijn over het onvermijdelijke verlies aan soorten als gevolg van het loslaten van beheer. Rewilders daarentegen menen vaak dat natuurbeheer slechts een veredelde vorm van tuinieren is. In werkelijkheid hebben die twee benaderingen elkaar iets te zeggen. Wij kunnen er voor kiezen om de natuur meer haar gang te laten gaan, maar dan moeten we wel beseffen dat er veel gaat veranderen en dat er tientallen nieuwe vraagstukken zullen ontstaan. Rewilders vinden dat we de natuur meer haar gang moeten laten gaan, maar vinden ook dat we zouden moeten ingrijpen wanneer alles volgroeit met brandnetels. Klassieke natuurbeheerders willen alles doen om kwetsbare zeldzame plantjes te beschermen, maar niet wanneer dat betekent dat een natuurgebied aan een permanent infuus komt te hangen. Beide ethische perspectieven – zorg voor kwetsbare natuur en ontzag voor natuurlijke processen – hebben elkaar nodig. Het is geen compromis tussen twee belangen, maar een manier waarin je de sterke punten van verschillende kanten versterkt. Op dezelfde manier heeft de boerenethiek een punt: je kunt nog zoveel natuur willen beschermen, we moeten ook dankbaar zijn dat er plekken zijn waar we voedsel kunnen verbouwen. Dat kan alleen door tegelijk oog te hebben voor de kwetsbare soorten waarmee we het land delen en door ruimte te laten voor andere soorten dan wijzelf.”

Martin vraagt zich af of de jacht in zo’n ethisch gesprek niet ook een rol zou kunnen spelen. “Het begint met het erkennen dat de jacht als beheersvorm iets heel anders is dan als benutting en over beide moet je een apart gesprek voeren. De ethiek van de jacht zou je heel serieus moeten nemen: wat is weidelijkheid en wat zou dit in de wereld van vandaag moeten zijn? De moderne ecologische inzichten zijn daar volgens mij nog onvoldoende in verwerkt.” Martin besluit dat dit misschien het gesprek zou kunnen openen. Dan moet het alleen wel een open gesprek zijn, waarin jagers erkennen dat het anders moet.

Op de parkeerplaats neem ik afscheid van een nog steeds opgewekte Martin. De zon is doorgebroken en ik zwaai de Volvo die in de verte afslaat uit. Een mooie wandeling met een inspirerend persoon. Kortom: een prima dag.

4 februari 2022

Pin It on Pinterest