Matthijs Schouten: ‘Laten we allemaal uit de kast komen!’

Matthijs Schouten: ‘Laten we allemaal uit de kast komen!’

Matthijs Schouten is emeritus hoogleraar plantenecologie en natuurbeheer aan de Wageningen Universiteit. Op 15 maart nam hij afscheid als huisfilosoof van Staatsbosbeheer. Ook is hij vicevoorzitter van het NatuurCollege, boeddhistisch leraar en Ierland-kenner. Hij schreef onder andere de klassieker Spiegel van de natuur. Reden genoeg om hem te bevragen over onze relatie met natuur.

Wat betekent natuur voor u persoonlijk?
“Mijn vormende jaren waren de 1960-1970s. Ik ging in 1969 biologie studeren. In 1962 was het boek Silent Spring van Rachel Carson uitgekomen. Een boek dat voor het eerst het grote publiek alarmeerde over de gevaren van het gebruik van pesticiden voor onze leefomgeving. In 1972 kwam Grenzen aan de groei uit. Een rapport van de Club van Rome dat waarschuwde voor de catastrofale gevolgen van ongebreidelde groei. Ik was opgegroeid in Limburg, een landschap dat door ruilverkaveling volledig op de schop ging. Hierdoor ging ik me steeds meer interesseren voor de relatie mens-natuur. Dat alles bracht me ertoe om ook godsdienstwetenschappen te gaan studeren. Mijn eerste kennismaking met niet-westerse religies was trouwens al op de middelbare school, bij de Jezuïeten op het bisschoppelijke college. Daar leerde ik de eerste leefregel van het boeddhisme: om geen levend wezen dat kan voelen te kwetsen of te doden. In het westen bezien we natuur als heerser. Het niet-menselijke heeft geen rechten. Door dit denken hebben we de natuurlijke orde volledig ontwricht. Tegenwoordig hoor je veel over ‘natuurinclusiviteit’. Ik vind dat een naar woord. Eigenlijk moeten we helemaal het woord ‘natuur’ niet meer gebruiken. Het is merkwaardig dat we die scherpe scheiding hebben aangebracht tussen mens en natuur. Wij hebben ons erboven geplaatst. Ik spreek daarom liever over de grote gemeenschap van leven.”

We zien bijna wekelijks berichten voorbijkomen over in het wilde levende dieren die dreigen te verdwijnen door direct of indirect handelen van de mens. Is er nog een weg terug?
“Ik las pas over garnalen in de Waddenzee die vol zitten met antidepressiva. Het is een direct gevolg van onze manier van leven. De vraag is of wij partners willen zijn, of we niet-menselijke wezens ruimte willen geven. De basis van onze samenleving is een sociaal contract, waarin eigen, private belangen afgewogen worden tegen het algemeen, publiek belang. De Franse filosoof Michel Serres pleitte voor een natuurcontract, waarin wij onze mensenbelangen afwegen tegen de belangen van niet-menselijke wezens. Een eerste stap is het meer respecteren van onze omgeving, van andere wezens. In de wereld zijn betekent dat je ook rekening moet houden met je niet-menselijke medebewoners. Als we dat als beginpunt nemen, verandert ons handelen vanzelf. Dat kan in het begin veel tegenstand en zelfs agressie oproepen, maar dat hoort erbij. Ik was ooit hippie. In die tijd ging het over emancipatie van vrouwen, van minderheden, maar ook van de natuur. Ook toen was er veel verzet. Emancipatiebewegingen gaan altijd gepaard met angst, angst om oude ideeën te verliezen. Woede is een symptoom van die angst. Ik zie dit soort heftige reacties als voortekenen van een kanteling. Het dichtbij een tipping point zijn.”

De Engelse journalist George Monbiot zegt: ‘We are not without power’. Je hoeft maar een kwart van de mensen te overtuigen om een tipping point te bereiken.
“We hebben die 25% van culture creatives, voorlopers, al bereikt! Zeker een kwart van de Nederlandse bevolking is allang bewust bezig met zijn leefomgeving. Alleen zijn zij gefragmenteerd; ze leven in verschillende bubbels. Daarbij schreeuwen ze minder hard dan de mensen die zich verzetten tegen verandering. Het is zaak dat we ons meer laten zien en horen. Laten we allemaal uit de kast komen! Uiteindelijk draait het voor al die mensen om hetzelfde: liefde voor het leven. Of zoals Albert Schweitzer zei: diep respect voor alle vormen van leven.”

Als het over wilde dieren gaat hebben we het in Nederland direct over beheer in plaats van over bescherming en vreedzaam samenleven. Wat zegt dat over ons?
“Mensen zien zichzelf als de kroon op de schepping. Wij bepalen hoe natuur eruit moet zien. Het gaat om ons beeld van wat natuur moet zijn. Dat idee zit diep in ons collectieve bewustzijn. Zo is natuur gemarginaliseerd. Natuurorganisaties proberen met kunst en vliegwerk plantenrijkdom in leven te houden, een soort intensive care. Ik zie het als een tussenfase naar een ander model. In India zag men de relatie met de natuur traditioneel als partnerschap. Niet alles behoort de mens toe. De steden en dorpen waren het domein van de mens. Daaromheen was het woud, dat ze verdeelden in drie zones. In de buitenste zone was het bos van de natuur en de wilde dieren, waar mensen niet mogen komen. In de middelste zone, het ‘bos van versterving’, leefden alleen asceten. Het was een plek voor meditatie. Je mocht daar wonen zolang je levende wezens geen schade toebracht. Het ‘bos van voorspoed’ is de zone het dichtst bij steden en dorpen. Hieruit mocht de mens oogsten. Het is een andere manier om met de ruimte om te gaan, wat we nu trouwens op meerdere fronten al zien gebeuren, bijvoorbeeld in de strokenlandbouw, bij voedselbossen e.d.”

We zagen destijds de discussie over de Oostvaarderplassen ontsporen, met grote gevolgen voor de dieren die daar leefden. Waarom zien we geen spandoeken en demonstraties voor de duizenden gezonde dieren die sindsdien zijn gedood?
“De woede richtte zich vooral op Staatsbosbeheer. Dat was misplaatst, want het was Henk Bleker die destijds de Ecologische Hoofdstructuur de nek omdraaide. Deel van het plan voor de Oostvaardersplassen was om deze te verbinden met de Veluwe en verder. Het doel was emancipatie van die dieren. Alleen ging die verbinding niet door en was het gebied heel voedselrijk. Toen de populaties daardoor groot werden, wilde iedereen opeens wat gaan ‘doen’. Dieren sterven overal in de natuur, maar als er een stervend hert ligt, dan raakt dat mensen. Die reactie ligt besloten in ons westerse denken. We zien graag een ‘beschaafde’ natuur. De wildernis boezemt ons al angst in sinds de Klassieke Oudheid, waarin de grote denkers en filosofen in steden verbleven. Het christendom nam de weerzin tegen wilde natuur over; ze werd als een goddeloos domein gezien; daar huisde Satan. Die angst voor het wilde – het ‘onbeschaafde’ – zien we in dit soort discussies terug.”

Foto: Staatsbosbeheer

Ook in de discussie over de wolf zien we polarisatie, die nog heviger wordt door de toon van berichtgeving in de media. Waarom wordt de wolf door sommige mensen zo gehaat?
“Hier zie je een hoog roodkapjesgehalte. Dat is weer die angst voor de wildernis. En voor de media moet nieuws antagonistisch zijn. Ze hebben een enorme invloed op hoe wij de wereld zien. Het is een teken van onze tijd, maar de fragmentatie wordt daardoor steeds groter. Dat leidt tot wantrouwen en onzekerheid. Mensen worden hierdoor overspoeld door kortetermijnangsten. Het enige tegengif daarvoor is dialoog. Ik heb daar geen enkele twijfel over.”

Wat opvalt in beide discussies is dat de stem van de wetenschap nauwelijks doorklonk. Wat zegt dat over wetenschappers?
“Wetenschappers moeten zeker van zich laten horen. Over wat wetenschap ons kan bieden. Ze hebben zelfs de plicht om feiten te bieden en om de stem van de redelijkheid te laten horen. En dan moet je bereid zijn om af en toe slijk naar je hoofd te krijgen. Maar het gaat er ook om hoe je jezelf neerzet. Probeer werkelijk naar de ander te luisteren. Waarom raakt dit jou zo?”

U maakte zich als kind boos over jagers in het bos en over notabelen uit de stad die tientallen konijnen en hazen kwamen schieten. Wat bezielt jagers denkt u?
“Ik sprak eens een jager aan bij een demonstratie tegen de Oostvaarderplassen. Hij voelde zichzelf een echte natuurliefhebber. Daarin zit een fascinerende paradox. Je ziet dat ook bij vissers. Ik kan invoelen dat je in zo’n omgeving alle zintuigen gebruikt. De concentratie. Daar zit een intensiteit en een vorm van welbevinden in. Het volledig in het hier en nu zijn. Maar dat kan ook zonder een schot te lossen. Je hoeft je dat dier niet toe te eigenen; je hoeft het niet te doden. Zo’n wijze van naar dieren kijken, is één grote cognitieve dissonantie. Die moeten we adresseren, en dat moet al tijdens de opvoeding. Laten we kinderen begeleiden in het aangaan van een relatie met de natuur.”

In Den Haag onderhandelen partijen die niet geloven dat er een klimaat- of biodiversiteitscrisis is. Wat is uw boodschap aan hen?
“In de eerste plaats moeten we de termijn van beschouwen verlengen. Wat is jullie visie voor Nederland, niet over vier jaar, maar in 2050? Vraag mensen wat hun droom is voor ons land en zij dromen allemaal hetzelfde. In 2050 wil iedereen een land waarin we zorgen voor elkaar, een gezonde leefomgeving, waarin we kunnen ‘leven’. Om verbindingen tussen mensen terug te vinden, moeten we ons eerst uit onze loopgraven ‘ontgraven’. Het begint met samen op een boomstronk gaan zitten en vragen: Wat betekent natuur voor jou? Wat was jouw eerste ervaring in de natuur? Als je terug gaat naar de ervaringen, vinden we verbinding en verwondering. Want die zit nog steeds in ons DNA en daarmee in ons allemaal.”

Interview: Nettie Dekker

Foto: Diane van der Marel

Foto: Diane van der Marel

Overige foto’s: Staatsbosbeheer

29 maart 2024

Pin It on Pinterest